Het ontwerp van het uitvaartcentrum is georganiseerd rond een openbare ‘straat’ die vanaf de Sem Dresdenstraat het gebouw in tweeën snijdt. Aan deze straat zijn alle in- en uitgangen van het gebouw gelegen. Vanwege het gewenste (semi-)openbare karakter van de straat is hij aan het einde niet begrensd, echter om toch aan te geven het geen doorgaande route is, heeft de architect voorgesteld om hier een afgebroken zuil (klassiek symbool van het afgebroken -jonge- leven) te plaatsen. Tijdens de bouw bleek er geen geschikte zuil te verkrijgen en in overleg met de opdrachtgever is besloten Raymond Spierings te vragen om een voorstel te maken voor een kunstwerk dat de straat duidelijk beëindigt en, op concrete of abstracte wijze, verwijst naar de klassieke zuil.Het kunstwerk bestaat uit twee, aan de bovenzijde grillig afgesneden, corten-stalen platen van 5 meter hoog, die de ‘straat’ op subtiele maar heldere wijze beëindigen. Maar niet de stalen platen zelf zijn hier hetkunstwerk, maar de ruimte ertussen is waar de betekenis schuilt. Door de profilering van de platen vormt de ruimte tussen de platen de contouren van een afgebroken zuil, geproportioneerd volgens door renaissance- architect Vignola (1507-1573) vastgelegde verhoudingen. Het roestende staal verwijst naar vergankelijkheid en gaat bovendien een dialoog aan met de entree-elementen naast de ingang van de straat die eveneens in corten-staal zijn uitgevoerd.