Maria van Everdingen had een sterke band met paarden en raakte in Friesland gefascineerd door het Friese paard. Dit beeld, een dartele jonge hengst, werd rond 1970 door haar ontworpen en symboliseert jeugd, levenskracht en traditie. Het is bekend dat het werk drie keer is gegoten.
Het exemplaar in Blauwhuis werd in 1991 geplaatst dankzij een samenwerking tussen de Kulturele Ried Wymbritseradiel, Doarpsbelangen en de Merkekommisje. Het kwam uit het privébezit van notaris Mensen uit Sneek, die het beeld beschikbaar stelde.
Andere exemplaren staan bij scholen in Joure (in koper gegoten, buiten bij de Dr. E.A. Borgerschool) en Sneek (in brons, binnen bij de Zwetteschool), beide geschonken bij een schoolopening in 1970. In haar keuze voor het veulen wilde Van Everdingen niet alleen de jeugd symboliseren, maar ook het Friese paard en zijn culturele waarde eren.
Maria Johanna van Everdingen (De Bilt, 1913 – Scharnegoutum, 1985) studeerde vrije grafiek aan de Rijksakademie in Amsterdam en vervolgde haar opleiding beeldhouwen aan de Frauenakademie in Wenen. Na de annexatie van Oostenrijk in 1938 keerde ze terug naar Nederland, waar ze tijdens de oorlog actief was in het kunstenaarsverzet van Gerrit Jan van der Veen.
Na de oorlog studeerde ze in Stockholm en woonde vervolgens tien jaar in Wenen. In 1958 keerde ze terug naar Nederland, vestigde zich in Bergen (NH) en verhuisde in 1965 naar Friesland. Haar laatste jaren bracht ze door in Loënga bij Scharnegoutum.